Grasmuur (Stellaria graminea) is een kruidachtige, vaste plant uit de anjerfamilie (Caryophyllaceae).
De plant komt van
nature voor in Eurazië. In Nederland staat de plant te boek als algemeen voorkomend, langs de Vaart moet je er echter
goed je best voor doen om hem te vinden. Toch staat hij er. Met als bewijs de bijgaande foto.
De botanische naam
Stellaria is afgeleid van het Latijnse ‘stella’ en betekent ‘kleine ster’, verwijzend naar de bloemvorm. Graminea betekent
grasachtig. De etymologie van de Nederlandse naam is onbekend. De lancetvormige bladeren zijn een kenmerkend
verschil met vogelmuur (die meer langs Vaart staat). Een kenmerk is de vierkante stengel, terwijl de takken rond zijn. Je
zou dit kunnen zien als een metafoor voor de ‘vierkante cirkel’.
De plant komt voor op matig voedselrijke grond in
graslanden, vergraste heide en bermen en langs bos- en akkerranden. Grasmuur verdraagt overstroming in de winter
goed en kan zelfs tegen tijdelijke overspoeling met zeewater. Ook kun je de soort als pionier aantreffen op mierenhopen.
De bloem wordt bezocht door nachtvlinders en microvlinders. Ook vliegen en muggen zijn er op aan te treffen.
Dit mooie
plantje heeft volgens Dodonaeus, die zich beroept op Dioscorides, een minder onschuldige uitwerking op de mens: ‘Het
zaad klein gebroken en een papje er van gemaakt verwekt tot onkuisheid en is als een wetsteen van wellustigheid.’
Pedanius Dioscorides (circa 40-90 na Christus) was een Griekse arts, farmacoloog en botanicus. Hij beoefende de
geneeskunst in Rome ten tijde van Nero. Dioscorides schreef een vijfdelig boek in de Griekse taal bekend onder de
Latijnse titel De Materia Medica. Het is een encyclopedie over kruidengeneeskunde en verwante geneeskrachtige stoffen.
Dit boek is gedurende meer dan 1500 jaar veel gelezen en gebruikt. Het werd de voorloper van alle andere
geneeskruidenboeken. Het werk werd gedurende vele eeuwen vaak gereproduceerd. Rembert Dodoens, beter bekend
onder zijn gelatiniseerde naam Rembertus Dodonaeus (Mechelen, 29 juni 1517 of 1518 – Leiden, 10 maart 1585) was
een plantkundige en arts uit de Zuidelijke Nederlanden. In 1541 werd hij stadsgeneesheer te Mechelen, daarna was hij
van 1575 tot 1578 de keizerlijke lijfarts te Wenen. In 1582 werd hem een leerstoel aangeboden aan de Universiteit
Leiden, waarop hij naar Holland vertrok. Hij werd er hoogleraar in de geneeskunde. Ik mag wel concluderen: niet de
eerste de beste zegsmannen!
Toch zou ik hen niet op hun woord geloven. Ik zou zeggen: er gaat niets boven
proefondervinderlijk bewijs voor de door hen veronderstelde ‘verwekking tot onkuisheid’! Mocht u de proef op de som
willen nemen: laat grasmuur aan de Vaart aub met rust. Gaat u elders gerust uw gang.